
Oud-Romeinse beukennoten revisited
Ze zijn er weer! Na een beukennotenloos 2017 levert 2018 weer een mastjaar. Slechts een kleine 15 minuten nootjes rapen, zoeken kan je het niet noemen, en we keren beladen met deze bosvruchten terug naar huis.
Plinius schreef in de eerste eeuw dat de beukennoot de zoetste van alle noten is. Nu is een beetje onduidelijk wat hij met noten bedoelde want in de sectie over 13 varianten van glandium genera worden bijvoorbeeld de pistachenoot en hazelnoot niet genoemd. En dat terwijl volgens Plinius pistachenoten goed bekend waren onder de oude Romeinen. Maar eerlijk is eerlijk, elders in zijn Naturalis Historia meldt hij dat de pistachenoot misschien toch beter past bij de glandium genera.
Glandium wordt wel vertaald met eikelvormig, maar de beukennoot is zoals Plinius zelf schrijft driehoekig van vorm. Hij noemt de andere 12 noten echt eikelachtig: de paardenkastanje, de tamme kastanje en maar liefst 10 soorten eiken. Mogelijk is de selectie van notenbomen van Plinius eerder gebaseerd op hoe hoog een boom kan worden dan op de vorm van een gladde noot. Pistachebomen en hazelaars zijn inderdaad kleiner dan eiken en kastanjes. En ook de kleinste boom in de opsomming, de gouden eik, is nog altijd 4 meter hoger dan een hazelaar. Een andere omissie is de walnoot, wel een hoge boom, maar wellicht is die boom weggelaten omdat de vrucht rimpelig is en niet glad.
Beukennoten zijn zeer eetbaar. We hebben weinig geschreven materiaal van Cornelius Alexander uit de eerste helft van de eerste eeuw BC, maar via bronnen zoals Plinius krijgen we toch een doorkijkje. Plinius schrijft dat volgens de Griek Cornelius Alexander de bewoners van de stad Chios een belegering hebben overleefd louter en alleen door beukennoten te eten. Dat kan heel goed want beukennoten bevatten relatief veel proteïnen en vet. Maar normaal gesproken werden beukennoten aan varkens gevoerd die er volgens Plinius stevig en levendig van werden, en bovendien hun vlees zacht maakte om te koken, en ook nog eens licht en gemakkelijk te verteren maakte. Beukennoten, voedzaam voor mens en dier.
Vorige keer ook koekjes met beukennoten gemaakt, maar men vond het toch jammer dat die niet allemaal zichtbaar waren. Zoveel werk aan pellen en vliesjes verwijderen en ze dan grotendeels verstoppen.
Nu een dunne plaatkoek gemaakt waar hele beukennoten bovenop liggen.
Nog niet opeten
- handvol beukennootjes voor op de koekjes
- 10 beukennootjes voor in de koekjes
- 80 gram patentbloem
- 40 gram ongezouten koude roomboter
- 40 gram donkere basterdsuiker
- snufje zout
Aan het werk
Was de beukennoten goed schoon en dep ze droog. Ga er op je gemak bij zitten en pel ze. Dit duurt even.
Verhit een koekenpan op een laag vuur en rooster de gepelde beukennootjes voor 10 minuten. Tijdens het roosteren knappen de vliesjes in tweeën. Door het verhitten verdwijnt de kleine hoeveelheid van de giftige stof fagine uit de nootjes.
Als de beukennootjes zijn afgekoeld kunnen de vliesjes eenvoudig worden verwijderd. Eerst rullen tussen de handpalmen, daarna de nootjes rond bewegen in een vergiet. Beetje tegen de wanden duwen en de vliesjes laten gemakkelijk los.
Maal de 10 beukennootjes voor in de koekjes fijn in een vijzel.
Meng de fijngemalen beukennootjes, bloem, suiker en zout door elkaar. Snij met twee messen de boter erdoorheen en maak er dan met je handen een homogene massa van. Laat het deeg een half uur in de koelkast opstijven.
Verwarm de elektrische oven voor op 170°C. Neem een stuk bakpapier dat iets groter is dan een brownieblik met een bodem van 17 x 26 centimeter. Knip de hoeken in zodat het straks makkelijk het blik in gaat.
Leg het bakpapier op een werkblad. Leg het deeg erop en duw het deeg vanuit het midden met je handen tot een rechthoek van 17 x 26 centimeter. Leg vervolgens het bakpapier met het deeg in het brownieblik.
Bakken in de oven voor 15 minuten.
Helemaal laten afkoelen voor je ze aanraakt.
Resultaat
Nu wel beter zichtbare lekkere beukennootjes op de koekjes.
De relmuis
Plinius noemt nog een ander feit dat voor de oude Romeinen vast heel interessant was. De relmuis (ook wel zevenslaper genoemd) eet graag van beuken. En laat die relmuis nu net een delicatesse zijn voor welgestelde oude Romeinen. Ze lijken overigens wel meer op eekhoorns dan op muizen.
In de aanloop naar de winterslaap van zeg oktober tot april (7 maanden) eet een relmuis zich helemaal vol. Relmuizen stonden daarom vooral in de herfst op het menu. Juist, door de beukennoten. Dat zal dan om het jaar zijn want ook Plinius schreef dat vooral beuken niet elk jaar noten dragen. Mastjaren, ze zijn van alle tijden.
Eén gedachte over “ Oud-Romeinse beukennoten revisited”
ziet er lekker uit