
Pindasoep
Ik vond het maar raar, de eerste keer pindasoep. Vooral ook omdat het zo waterig was, terwijl ik blijkbaar een soort saté in een soepkom had verwacht. Waar je net als bij goeie erwtensoep de lepel rechtop in kon zetten. Wat beduusd liet ik de soep van mijn lepel weer in het bord vallen. “Hoort dat zo dun te zijn?” vroeg ik aarzelend. Verbaasde blikken vielen mij ten deel. “Joh, heb je nog nooit pindasoep gegeten?” Met schaamte in mijn stem moest ik bekennen dat ik dat inderdaad nog nooit had gedaan.
Nu jaren later maak ik het met enige onregelmaat zelf. En in onderstaand recept ben ik blijven hangen. Het zoutvlees is gesneuveld in de vega-jaren en is pas later weer teruggekeerd. Het belangrijkste wat ik nog wel eens wil veranderen is de sambal. Standaard met een paar lepels lekkere sambal badjak. Maar als je niet bang bent, is ook een lepel(tje) sambal setan lekker.
Men neme:
- 3 sjalotjes
- 3 tn knoflook
- 1 1/2 el kerrie Madras
- 6 dl bouillon
- 80-100 gr pindakaas (met stukjes)
- 2 el ketjap manis
- 3-4 el sambal badjak
- 150 gr taugé
- seroendeng
Snij de sjalotjes en de knoflook heel fijn. Fruit deze in wat boter met de kerrie.
Voeg de bouillon toe, samen met de pindakaas en de ketjap. Breng aan de kook zodat de pindakaas oplost.
Breng vervolgens de soep op smaak met de sambal. Gebruik de sambal die je zelf lekker vindt.
Breng een pan water aan de kook en dompel daar de taugé in voor een paar seconden.
Serveer de soep in een ruime kop en leg in het midden een handje taugé. Strooi er wat seroendeng over. Ready to go!
Kan niet fout gaan, zou ik zeggen. 🙂