Koekjes van verse beukennootjes, uit het bos
Plinius de Oudere schreef in de eerste eeuw in zijn Naturalis Historia dat beukennoten de lekkerste onder de noten zijn. Het zijn speciale bosvruchten. En wie ben ik om het niet met deze oud-Romein eens te zijn. Beukennoten dus.
Laat een bos zijn gang gaan en de beuk is een van de overlevers. Ze kunnen behoorlijk oud worden, maar beginnen pas echt veel noten te produceren als ze volgroeid zijn, na 40 of 50 jaar. En dan nog is het niet altijd raak. Ze slaan wel eens een jaartje over. Om dat te compenseren hebben beuken eens in de zoveel jaar een zogeheten mastjaar: dan groeien er extreem veel nootjes aan een beukenboom. Het schijnt dat eiken en beuken tegelijkertijd een mastjaar hebben. Dat duidt op een externe oorzaak. Mogelijk bepaalt een hoge temperatuur in de zomer en herfst van het vorige jaar of er veel noten worden geproduceerd in het huidige jaar.
De beuk mag dan veel voorkomen in Nederland, maar blijkbaar woon ik nu in een stukje waar de grond niet geschikt is voor deze bomen. Vroeger woonden we niet zo ver van een bos. Beukennootjes, geen probleem. Nu beukennootjes eten, ik moet het plannen. Een familiebezoek op een droge dag en dan een wandeling maken in het naastgelegen bos lost het gebrek aan lokale beuken(noten) op.
Van 327 verse beukennootjes naar 11 koekjes, dat is echter nog wel een lange weg.