Spruitjes, een goed excuus voor pindasaus
Vooropgesteld, ik was niet eens van plan dit te plaatsen. Maar het komt door een paar Belgen en een Brabander. Ik postte namelijk op één van de sociale media een foto van mijn avondeten: spruitjes met pindasaus. En ik zag een aantal mensen virtueel van hun stoel vallen. Alsof er een wereld voor hen open ging. Spruitjes met pindasaus?! Ik bekende eigenlijk niet beter te weten. Ja, spruitjes zonder pindasaus. Van vroeger. Maar dat was niet lekker. Spruitjes heb ik leren waarderen door de pindasaus. Niet van die grote spruiten, maar kleintjes ter grootte van een flinke knikker.
Ik kan mij overigens niet aan de indruk onttrekken dat spruitjes zachter van smaak zijn dan vroeger het geval was. Maar mogelijk heeft dat ook te maken met de veranderingen in kooktijd die we hanteren vergeleken met een aantal decennia geleden. Oudere generaties kookten (en koken) alles door en door gaar, terwijl we tegenwoordig meer van beetgaar houden. Kook je spruitjes te lang, dan ontstaat die typische spruitjeslucht, zoals ook andere koolsoorten dat hebben, waarbij allerlei zwavelverbindingen vrijkomen. Kook je de spruitjes kort, of roerbak je ze, dan heb je ook geen last van de geur. Overigens bedenk ik mij plots dat de combi van spruitjes met pindasaus misschien uit mijn vegaperiode stamt, maar zeker weten doe ik het niet. Ik zal mijn vegavrienden eens raadplegen. In ieder geval gaven de (lichtelijk verbaasde) Belgen aan dat ze de spruitjes kort koken en daarna ‘stoven in volle boter met nootmuskaat’. De Brabander zei ‘kort koken en roerbakken in gekarameliseerde boter’. Beide methoden ken ik dan weer niet, sowieso ben ik geen grootverbruiker van boter. Bij voorkeur gebruik ik pindaolie.