Taugé, ook lekker zonder loempia
Ik denk dat taugé zijn intrede deed op de Nederlandse borden via de Chinees-Indische restaurants die vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw langzaam Nederland veroverden. Met name na de Tweede Wereldoorlog kwamen Indonesische restaurants en ‘de Chinees’ in opkomst. Want wie heeft er tenslotte nog nooit een loempia gegeten? Als kind vond ik vooral het knapperige, gefrituurde vel erg lekker, maar tegenwoordig gaat het mij toch echt om de taugé. De loempia bestaat wereldwijd in vele varianten, maar die wij kennen komt uit de Indonesische keuken, die hem weer heeft overgenomen uit de Chinese keuken. Tegenwoordig zijn vooral ook de kleinere varianten, als de Thaise loempia’s en de lenterollen in zwang. Deze bevatten vaak verschillende groenten, maar meestal geen taugé. Maar een loempia eet ik eigenlijk (helaas) nog maar zelden, wel eet ik af en toe taugé. Het is snel klaar te maken en smaakt geweldig bij opgebakken rijst. Ik heb twee verschillende recepten waar ik uit kies, beiden afkomstig uit de Chinese keuken.
Taugé kun je overigens rauw eten, maar dit wordt afgeraden vanwege de mogelijke aanwezigheid van allerlei vervelende bacteriën zoals dat bij kiemgroenten het geval kan zijn. Per abuis is mij ooit eens rauwe taugé voorgezet. De smaak is sterker en het heeft vanzelfsprekend meer bite, maar mijn voorkeur gaat toch uit naar de bereide variant. Taugé is niets anders dan een ontkiemde mungboon, die je gewoon kan kopen in de toko en thuis kan laten ontkiemen. Koop je verse taugé, eet het dan het liefst nog dezelfde dag. Als de taugé snotterig is (of aanvoelt), eet het dan niet meer. Ook te veel bruine puntjes en verkleurde vliesjes zijn geen goed teken. Taugé moet er fris, stevig en wit uitzien. Taugé is gaar als het licht transparant wordt.